Huijer en Van Hees, Wij zijn allemaal migranten: een pleidooi voor Europese openheid

Ter gelegenheid van de Maand van de Filosofie met het thema ‘Over de grens’ publiceerden ‘Denker des Vaderlands’ Marli  Huijer en hoogleraar ethiek Martin van Hees een manifest: Wij zijn allemaal migranten: Een pleidooi voor Europese openheid. Zij wisten bovendien 182 academici en bekende Nederlanders te strikken om dit manifest te ondertekenen. Ik ga in dit stuk niet in op de politieke mening voor of tegen vluchtelingenopvang, maar op de vraag wat beide schrijvers verstaan onder ‘Europese openheid’.

Openheid?

In onze huidige taal heeft openheid de voorkeur boven geslotenheid. Gebouwen moeten open en transparant zijn. Over alles moet open gesproken kunnen worden. Leed zou verlicht worden door ‘je te openen’. Een extravert karakter is fun, een introvert karakter moet worden geopend. Elke goeroe bepleit openheid. Dat de mens toebehoort aan het zijn dat verborgen geschiedt, zich onttrekt en een geheim is, zoals Heidegger zegt, is onbegrijpelijk. Reden genoeg om een pleidooi voor openheid niet voor zoete koek te slikken.

Het manifest is een pleidooi voor openheid. De filosofische vraag is: wat versta je onder openheid? En waarom zou openheid de voorkeur verdienen? Bovendien pleiten Huijer en Van Hees niet slechts voor openheid, maar voor Europese openheid. De grens van Europa is echter onduidelijk. De eerste zin van het manifest stelt: “Europa is in de greep van de angst. Angst voor onoverzichtelijke massa’s vluchtelingen die op Europa afkomen”. Volgens mij is daarvoor weinig angst in bijvoorbeeld Oekraïne.

Open samenleving

“De prijs van de ongastvrije houding ten opzichte van vluchtelingen is dat de open samenleving wordt ingeruild voor een gesloten samenleving”. Let op de economische formulering van deze stelling: prijs, ruil. Wat verstaan de auteurs onder ‘open samenleving’? Onder het kopje De Europese samenleving noemen zij de volgende punten:

1. In het oude Griekenland verdwenen de gesloten stammen en kwam “de open samenleving met haar nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid” op, stellen ze. Winckelmannisme ten top. De Griekse polis was verre van een samenleving van persoonlijke verantwoordelijkheid, want hoe luidt deze term in het Grieks en waar lees je die? Zelfs als je het zo kunt zeggen, treft het slechts voor een beperkte, gesloten groep van vrije, rijke, autochtone mannen. En wat heeft ‘nadruk op persoonlijke verantwoordelijkheid’ met openheid te maken?
Ze vervolgen: “De angst voor het vreemde werd verruild voor openheid naar de wereld”. Ja, om die te bevechten en veroveren! De houding van openheid naar de wereld betekent hier: de openheid voor machtsuitbreiding van een kleine gesloten groep.

2. “Vanuit die open houding naar de buitenwereld maakten Europeanen eeuwenlang vrijelijk gebruik van de wereld”; pas halverwege de 20e eeuw draaide deze Europese emigratie om naar immigratie, beweren Huijer en Van Hees. ‘Open houding naar de buitenwereld’ betekent dus de Europese kolonisatie van de rest van de wereld – een bijzonder geestige framing, maar waar zelfs de grootste voorstander van kolonisatie voor zou terugschrikken.

3. Uit de Europese drang tot kolonisatie concluderen de auteurs dat “Europeanen niet aan grenzen hechten, althans wat hunzelf betreft”.  En dat “blijkt” ook uit “de geleidelijke verlegging van de gemeenschapsgrenzen”: van stad naar land naar Europese Unie; die heeft geleid tot een “ongekende toename van welvaart en vrede”. De auteurs bedoelen: Europeanen hechten niet aan andermans landsgrenzen. Maar dat blijkt natuurlijk niet uit de vorming van de natiestaat of de EU. Let op de economische redenering dat een open samenleving welvaart en vrede rendeert.

Het metafysisch recht van Kant en Arendt

Huijer en Van Hees vervolgen met twee paragraven over recht. Volgens Kant zou er een recht zijn om je elders op de aardbol te vestigen. Er is een recht op gastvrijheid, menen de auteurs, en dit recht betekent “dat vluchtelingen op zijn minst tijdelijk welkom zijn”. Dit recht is niet moreel maar wordt door de nationale staat of staten gegarandeerd. Op basis van zo’n recht heeft Nederland een vluchtelingenopvang en asielprocedure. De auteurs halen echter twee betekenissen van recht door elkaar, een metafysisch recht op gastvrijheid en een recht door de staat afgekondigd en bewaakt. Waar is het staatsrecht op gebaseerd? De gedachte van gelijkheid van alle mensen, een gedachte uit het christendom en de Verlichting. Vanuit deze gedachte bedenkt Kant het recht op gastvrijheid – dat trouwens ook als een recht op kolonisatie gelezen kan worden. Nietzsche heeft zich provocerend tegen de gelijkheidsgedachte verzet, genoeg om te betwijfelen of gelijkheid een ‘recht’ kan worden genoemd. Het probleem met een metafysisch recht is: door wie wordt zo’n recht afgekondigd en bewaakt?

Daarom haalt het tweetal Arendt erbij. Zij zou voor een ‘recht op rechten’ hebben gepleit. Een recht om bij een gemeenschap te behoren, dat uitstijgt boven het internationale recht, maar is “gegarandeerd door de mensheid zelf”. Maar hoe doet de mensheid dit anders dan door internationaal recht? Kant en Arendt, door de ogen van Huijer en Van Hees, beroepen zich op een politiek beginsel (gelijkheid) dat ze verwarrend genoeg een recht wensen te noemen. Een metafysisch recht is een verwarring van begrippen. Het beroep op een metafysisch recht is bovendien in tegenspraak met het economische argument dat een open samenleving een positief rendement aan welvaart en vrede genereert. Is het een absoluut recht of heeft het gunstige baten?

Derrida en de stedenhype

Hierop volgt een paragraaf die Derrida laat aansluiten bij de hype van de ‘heerschappij der burgemeesters’ (Barber). Het internationaal samenwerken van steden en lokale initiatieven worden geprezen als – je raadt het al – een “open houding op lokaal niveau”. We zien echter geen steden die zo’n folkloristische stedenband met een Syrische stad hebben, massa’s vluchtelingen uit Homs of Aleppo opnemen. En tegenover de ‘open houding’ van lokale vrijwilligers staan de protesten van ‘bezorgde burgers’, die openstaan voor het eigenbelang.

“Een nieuwe openheid”

Het manifest eindigt met een slotspeech.

“Een open samenleving is geen vanzelfsprekendheid” – dat hebben ze in ieder geval laten zien: het kan van alles betekenen: aan de ene kant een recht op kolonisatie en aan de andere kant de bereidheid tot het opvangen van vluchtelingen.

“Het succes van Wilders, Le Pen en Petry laat zien dat het draagvlak voor een politiek van openheid afneemt.” Anderzijds zegt men, ook zij die niet het met hun politiek eens zijn, dat deze politici openlijk de problemen of ‘onderbuikgevoelens’ van het volk vertolken. Zij nemen geen blad voor de mond, doorbreken de taboes van de politieke correctheid. Dat zou ook een politiek van openheid genoemd kon worden. ‘Politiek van openheid’ zegt dus niet veel. De auteurs bedoelen: bereid zijn tot het opvangen van vluchtelingen. Waarom neemt die bereidheid af; omdat de kiezer zich afkeert van openheid? Of toch iets anders?

We moeten ons niet laten leiden door angst maar “opnieuw laten leiden door een ethiek van openheid”. Hoe zo opnieuw? Zoals de koloniale tijd? Ik ben in de war, want de paragraaftitel is “een nieuwe openheid”. Opnieuw of nieuw, welke wordt het? En wat is een ethiek van openheid? Openheid kan, zoals we gezien hebben, alle kanten op geduid worden.

Conclusie

De vraag is: wat versta je onder openheid, dat wil zeggen: openheid voor wat? Openheid in het algemeen is propaganda die voor tegenovergestelde posities kan worden benut. ‘Openheid’ is net zo halfzacht als het spreken van ‘een gevoel van dankbaarheid’. Het manifest stelt niets meer dan de politieke positie ‘wij vinden dat vluchtelingen moeten worden opgevangen’. Politieke posities innemen is niet de taak van de filosofie. De auteurs en de ondertekenaars hebben de filosofische vraag wat onder openheid wordt verstaan niet gesteld. Het pleidooi voor ‘openheid’ is bijgevolg een reeks misverstanden, met als hoogtepunt de wrange grap dat Europese kolonisatie getuigt van ‘Europese openheid’. Met de filosofie, die deze maand gehuldigd zou moeten worden, heeft het niets te maken.

 

Marli Huijer en Martin van Hees, Wij zijn allemaal migranten: een pleidooi voor Europese openheid (Boom filosofie 2016)

delen:   twitter   facebook   linkedin