Bij elke landelijke verkiezing rekent het Centraal Planbureau (CPB) de verkiezingsprogramma’s door. Voor het eerst heeft de Excentrische Orde voor de Filosofie (EOF) de partijprogramma’s van de politieke partijen doorgerekendgedacht. We hebben ons gericht op één onderwerp: de universiteit. De hedendaagse universiteit is een managementuniversiteit geworden: in plaats van de academische geest (wat dat ook is) of intellectuele, morele, emotionele vorming (Bildung) gaat het om efficiëntie en effectiviteit, om het produceren van zoveel mogelijk afgestudeerden, om het scoren op de citatie-index, om in de gunst tot komen bij subsidie-sovjet NWO. De rector is niet meer een leidinggevende professor, maar een professionele manager in de semi-overheidssector.
Een universitair docent moet voor zijn onderwijstaak zoveel mogelijk studenten zo effectief mogelijk aan studiepunten helpen. Voor zijn onderzoekstaak wordt hij afgerekend op citatiescore in toonaangevende, internationale (= Engelstalige) tijdschriften. Vooral de letteren, geschiedenis, filosofie, theologie, kortom de zogenaamde geesteswetenschappen, lijden hieronder, omdat ze niet, zoals de exacte wetenschappen, rationeel vergelijkbare producten afleveren, omdat het academische onderzoek niet internationaal is, want bijvoorbeeld taalgebonden, omdat er geen toonaangevende internationale tijdschrijften zijn, want wat de één toonaangevend vindt, vindt de ander kletskoek. Niet toevallig maken met name filosofen zich hierover druk. Bijvoorbeeld onlangs nog Graham Lock in De Groene Amsterdammer en al heel lang Wouter Oudemans in colleges, in zijn vreemde boek Omerta, en online op filosofie.info. Toevallig kwam gisteren het bericht dat de Engelse Middlesex universiteit in London zijn filosofie-afdeling dreigt te sluiten. Niet onterecht lijkt de vrees dat in de nabije toekomst filosofie-faculteiten, theologie-opleidingen en letterenstudies door eenzelfde lot zullen worden getroffen. Of, wat in feite al het geval is, dat de filosofische instituten steeds minder filosofisch worden, zoals zich beperken tot louter historisch onderzoek, of zich conformeren aan politieke hypes waarover ze in feite niets zinnigs te zeggen hebben (duurzaamheid, ‘medisch-ethische’ onderwerpen), of zich louter bezig houden met vooraf vastgestelde incrowd puzzels of met zelfbevestigende en zelffeliciterende essays van liberaal-humatische snit.
Probleem is dat de protesterende filosofen zich weliswaar tegen – wat wij noemen – de managementuniversiteit verzetten, maar men met moeite kunnen uitleggen (1) wat precies het probleem is, (2) hoe het wel zou moeten en (3) of louter het kwestie van verzet tegen verandering is of niet. De situatie weerspiegelt die van het verzet tegen het ‘neoliberalisme’, tegen het kapitalisme, enz. Er is geen levensvatbaar alternatief: het communisme/socialisme werkt niet, de sociaal-democratie is het neoliberalisme ‘met een menselijke gezicht’ (en zijn de ergst bezuinigende professionele managers niet [ex-] links?) en het (neo)conservatisme/communitarisme wil behouden wat al weg is. Hier ligt een (de?) opgave voor het denken.
Binnenkort zijn de democratische verkiezingen voor de Nederlandse Tweede Kamer. Men zegt altijd dat we dan echt kunnen kiezen als we iets te klagen hebben. Dus: wat is de visie van de politieke partijen op de universiteit in hun verkiezingsprogramma’s? Denk trouwens maar niet dat onze verwachtingen hooggespannen zijn! De politieke partijen zijn immers verzamelplaatsen van gedachteloosheid. Maar goed. We bespreken de partijen in alfabetische volgorde. Aan de kleinste partijen (PvdD, SGP, ToN) is geen aandacht besteed; ons vermogen tot het verteren van partijtaal kent zijn grenzen.
CDA
Het CDA wil Slagvaardig en samen:
- meer variatie en maatwerk
- ruimte voor topopleidingen (selectie aan de poort ipv numeris fixus, met hoger collegegeld)
- specialisatie van universiteiten en hogescholen
- studiefinanciering handhaven, bij uitloop hoger collegegeld
- Innovatieplatform (bestaat die nog?) wordt Innovatieraad: coördinatie van programma’s op sleutelgebieden (?) door consortia van bedrijven en kennisinstellingen. Centralisatie en zo betere toegang voor MKB
- PhD-programma’s voor niet-EU buitenlanders
- KNAW en NWO samenvoegen met universiteiten (hoe?)
Ook op dit punt maakt het CDA zijn vaagheid-reputatie waar. Alles draait om de economie. De theologie kan wat het CDA betreft blijkbaar worden opgeheven! Dat kan in de krant!
ChristenUnie
De hoger-onderwijs-paragraaf van Vooruitzien begint zo:
‘Er is een tendens dat hoger onderwijs voornamelijk in economische termen wordt aangeduid. Voor de ChristenUnie is (hoger) onderwijs echter meer dan de motor van de economie. Het ontwikkelt jongeren, onderzoekt de werkelijkheid en het reflecteert op de samenleving. Opleidingen binnen de geesteswetenschappen, de letteren- en cultuurstudies verdienen daarom bescherming. De ChristenUnie het belangrijk dat het hoger onderwijs en onderzoek verankerd is in de samenleving.’
De ChristenUnie is de enige partij die een niet-alleen-economische visie op de universiteit heeft! De ChristenUnie wil
- private partijen (delen van) opleidingen laten financieren; echter niet de markt, maar de onderwijssector bepaalt
- meer ruimte voor academische vorming (dwz?)
- één subsidiebureau
- opleidingen verkorten door intensiver lesgeven
- concentratie van opleidingen voor doelmatigheid
- basisbeurs behouden, hoger collegegeld bij uitloop
Wel een visie, maar de uitwerking is wat mager: geen concrete voorstellen ter bescherming van de ‘geesteswetenschappen’ . Het ‘gevoel van urgentie’ ontbreekt.
D66
In We willen het anders (concept) pleit D66 voor
- het stimuleren van excelleren (geen numeris fixus, brede bachelors, programma’s voor uitblinkers)
- betere aansluiten op het bedrijfsleven
- een sociaal leenstelsel
- samenwerking met bedrijven
- centraal onderzoeksbeleid ipv versnippering over ministeries
- publiek-privaat fonds (Twinning-2)
- geld voor onderwijs, niet voor management (ook bij universiteiten?)
- kwaliteit zwaarder laten wegen bij toekenning onderwijsbudget. Financiële prikkels om om de kwaliteit te verbeteren.
D66 richt zich op de economische functie van de wetenschap, zo lijkt het. Onduidelijk blijft wat ze onder kwaliteit verstaat en hoe deze bepaald moet worden. Vergeleken met de andere programma’s is het D66-programma opvallend beleidstechnisch (centraal loket, e.d.). Het is opvallend niet anders!
GroenLinks
Het programma Klaar voor de toekomst bevat de volgende punten:
- studiebeurzen in de vorm van studieloon, betaald door inkomensafhankelijke belasting op voormalige studenten
- meer contacturen, professionalisering van docenten
- niet bezuinigen op onderzoek, investeren in onderzoek naar energie, klimaat en efficiënt omgaan met natuurlijke hulpbronnen
- betere toegang voor buitenlanders
- afspraken over loopbaankansen van jongeren, vrouwen en migranten
- pleiten bij de EU
GroenLinks spreekt in haar programma van het Bruto Nationaal Geluk en geeft vaker blijk van aandacht voor buiten-economische zaken, dus vallen deze magere punten nogal tegen. Geen visie op het hoger onderwijs, vooral nadruk op niet-structurele onderwijsverbetering en de financiering van studenten.
PvdA
In Iedereen telt mee (concept) komt het woord universiteit niet voor. De PvdA vindt
- de twee typen HBO en wetenschappelijke onderwijs te mager en wil meer maatwerk
- dat het onderwijs beter moet. Ze wil dat studenten ‘recht hebben op meer colleges, werkgroepen of begeleiding vanuit hun instelling’, collegegeld kunnen terugvorderen bij slechte kwaliteit, en door bedrijven aan beroepsgerichte studies (welke zijn dat?) laten meebetalen
- dat het tijd is voor een sociaal leenstelsel
- dat de toppositie in onderzoek behouden moet blijven. Ze wil dat bereiken door het budget bij de beste onderzoeksgroepen te leggen (en dus bij de andere niet).
- dat de ‘maatschappelijke waarde van onderzoek moet daarbij meewegen.’
- dat het hoger onderwijs met het MKB moet samenwerken
De PvdA heeft alleen aandacht voor de nuttige wetenschap. Op de ‘geesteswetenschappen’, de wettenschappen die geen (duidelijke) ‘maatschappelijke waarde’ hebben, heeft ze geen visie. Haar voorstellen lijken sterk op die van de VVD, alleen trekt de laatste expliciet extra geld voor het hoger onderwijs uit.
PVV
De PVV (in De agenda van hoop en optimisme) wil
- HBO en universiteit niet scheiden
- studiefinanciering ov-jaarkaart handhaven (‘Dat je ook kunt studeren als je vader geen GroenLinkser of D66’er is, vinden wij een groot goed.’)
- toegangsselectie toestaan
- ‘hakken in de managementlagen, investeren in het primaire proces’
- ‘buitenlandse studenten hun eigen studiekosten laten betalen’
Er is dus geen sprake van een visie op de universiteit of voorstellen voor het verbeteren ervan. Het ‘hakken in managementlagen’ houdt de managementlagen en de wijze waarop ze opereren in stand, alleen in kleinere hoeveelheid. Opvallend vinden we dat de PVV zich niet verzet tegen het verplichte Engels in de Master-opleidingen.
SP
De SP wil in Beter Nederland voor minder geld
- het onderwijs niet inrichten volgens ‘zogenaamde onderwijsdeskundigen’, maar teruggeven aan student en docent. Inperken macht van managers.
- ‘niet morrelen’ aan de basisbeurs, aanvullende beurs verhogen
- meer geld voor onafhankelijk onderzoek (dwz?)
Wat kreten tegen managers, maar een visie op het bestrijden van de managementuniversiteit ontbreekt, want hoe gaat men dat bij de universiteit regelen? Van alle partijen heeft de SP de minste voorstellen voor het hoger onderwijs.
VVD
De VVD (in Orde op zaken, concept) constateert dat het hoger onderwijs in een crisis zit. Door ‘perverse financiële prikkels’ worden universiteiten op studentenaantallen afgerekend en niet op kwaliteit. De VVD vind het terecht dat wetenschappers op hun onderzoek worden afgerekend, maar wil dat zij ook op hun onderwijskundige capaciteit worden afgerekend. Ook vindt de VVD dat het aan ‘bezieling’ ontbreekt om tot de top te horen (nota bene: waar we volgens de PvdA al bijhoren).
De VVD pleit voor
- betere aansluiting en samenwerking van universiteiten met bedrijven
- het investeren van 1 miljard euro ‘in zaken als opleiding en bij- en nascholing van docenten, kleinere groepen studenten, onderzoek naar onderwijs, digitale leermiddelen en internationalisering’
- een sociaal leenstelsel
- niet langer belonen op basis van zoveel mogelijk scholieren en studenten, maar op basis van wat hen is bijgebracht: de toegevoegde waarde
- excellente opleidingen, concurreren op (meer) collegegeld en selectie aan de poort
- handhaven van financiering van wetenschappelijk onderzoek, met zo min mogelijk bureaucratie, en aansluiten bij innovatie, daarom: ‘Onderzoeks- en innovatiegelden stromen daarom rechtstreeks de onderzoeksinstituten en bedrijven’ [sic]
- samenwerking tussen hogescholen en universiteiten, maar verschil moet ‘herkenbaar blijven’.
De VVD heeft wel een visie op de universiteit, waarin veel sprake is van ‘afrekenen’. Ze ziet het probleem met de financiering op studentenaantallen. Anderzijds verbindt ze de universiteit louter met het bedrijfsleven. Aan de voor het bedrijfsleven weinig nuttige ‘geesteswetenschappen’ wordt niet gedacht en zal dus geen plaats zijn. De ’toegevoegde waarde’ van de student heeft vermoedelijk alleen op de economie betrekking, want de term zegt het al.
Conclusie
Alle partijen behalve de ChristenUnie denken de wetenschap in relatie tot de economie. Het woord kenniseconomie valt veelvuldig. Men wil bij de (Europese) top blijven of gaan horen. In de concrete voorstellen gaat het vooral om de studiefinanciering (leenstelsel of niet) en samenwerking met bedrijven. Van een visie is geen sprake, alleen bij de VVD en de ChristenUnie.
De VVD springt eruit door de aanklacht tegen de kwantitatieve subsidiëring en met een concreet en niet onaanzienlijk investeringsbedrag, maar het is voor de VVD een effectiviteitsslag. De visie van de VVD is een economische visie op de universiteit: de universiteit moet met de economie gelijkgeschakeld worden. De meeste andere partijen delen die visie stilzwijgend ook, maar alleen de VVD kan deze met de borst vooruit postuleren, uiteraard omdat deze visie aansluit bij het program van de VVD.
ChristenUnie is van alle partijen een positieve uitzondering met aandacht voor de niet-economische plaats van de universiteit, maar doet geen concrete voorstellen tegen de economisering en rationalisering van de universiteit.
Kortom, verbetering is de komende vier jaar in ieder geval niet te verwachten. Een magere troost is wellicht dat de verkiezingsprogramma’s na de verkiezingen meestal in het ronde archief verdwijnen. Men kan een (heel) kleine hoop putten uit het feit dat veel afhangt van de persoonlijke houding van de minister van onderwijs en de woordvoerders van de fracties. Die kunnen we niet kiezen. Dit EOF-onderzoek kan daarom niet beschouwd worden als een stemadvies.