Gesprek over het nihilisme. Wat is dat – nihilisme?

Neochronos, een wel heel verre leerling van Socrates, in gesprek met Apollodoros.

Nihilisme – een leer?

A: Zo, dus: nihilisme! Wat is nihilisme eigenlijk?

N: Je bent te lui om in het woordenboek te kijken?

A: Goed, wijsneus, dan kijk ik eerst in het woordenboek. Van Dale geeft wel vier betekenissen, maar ik zat niet te denken aan Russisch nihilisme of iets medisch, dus kies ik: ‘leer die de mogelijkheid om te komen tot een stellige overtuiging of grondwaarheden op ethisch, wijsgerig of sociaal gebied ontkent’.

N: Dat klinkt weer zeer geleerd, maar ik heb zo mijn bezwaren. Ten eerste, een nihilist zou wel een heel dom figuur zijn, als hij meende dat het niet mogelijk is om tot stellige overtuigingen te komen. Het barst in de wereld van mensen met stellige overtuigingen, die echter over het algemeen volstrekt onjuist zijn. Een stellige overtuiging is nog geen grondwaarheid. Trouwens, wat is een grondwaarheid?

A: (bladert) Een grondwaarheid is een waarheid die ten grondslag ligt aan andere waarheden; een hoofdpunt van een leer. Het voorbeeld zal je bevallen: ‘De leer van de erfzonde is een der grondwaarheden van de gereformeerde godsdienst’.

N: Een grondwaarheid hoeft dus helemaal niet waar te zijn, maar kan uit de dikke duimen van Augustinus en zijn gereformeerde navolgers komen!

A: (bladert) Het lemma over waarheid zegt echter wel dat een waarheid iets waars moet zijn, met de werkelijkheid moet overeenstemmen, enzovoort.

N: Een hoofdpunt van een leer hoeft nog niet waar te zijn. Het is net zoiets als een stellige overtuiging, maar een overtuiging is nog geen waarheid. Een gereformeerde stiekemerd heeft een verkeerd voorbeeld bij de Van Dale binnen gesmokkeld.

Verder vraag ik me af of het nihilisme wel een ‘leer’ is. Wie heeft het dan geleerd? Wie is de leraar?

A: Ik kan me alleen maar tegenstanders bedenken: Dostojevski, Nietzsche, christenen, normen-en-waarden-types.

N: Juist. En waarom? We kunnen de definitie van Van Dale omschrijven als: een leer die de mogelijkheid van ware hoofdpunten van een leer ontkent. De leer leert dat elke leer een leugen is. De ideologie zegt dat alle ideologie onzin is.

A: Alle Kretenzers liegen, zei de Kretenzer. Het is dus niet zo vreemd dat we geen leraren konden bedenken.

N: Het nihilisme kan dus geen leer of ideologie zijn. De Vereniging van het Nihilisme, de Nihilistische Partij of het Steuncomité Nihilisme kunnen niet bestaan.

A: Een omroep misschien… Het is dat ‘nihilisme’ me niets zegt, anders was ik reeds perplex geweest. Wat nu?

N: We zouden net als de ‘Angelsaksische’ filosofie eindeloos kunnen doorzagen over de wet van de te vermijden tegenspraak, bij de voorkeur aan de hand steeds idiotere voorbeelden, zonder een stap verder te komen.

A: En ook niet ‘een stap terug’.

N: Laten we liever te rade gaan bij een Grote Denker, wat dat ook betekenen mag. En, omdat je vroeg naar nihilisme, komen we onvermijdelijk uit bij Nietzsche.

Het nihilisme staat voor de deur

A: (typt) Ik typ ‘Nihilismus’ in… Het eerste zinnige dat ik over nihilisme tegenkom, is notitie 2[127] uit de Nachlaß, KSA 12. Het begint zo: ‘Der Nihilismus steht vor der Thür: woher kommt uns dieser unheimlichste aller Gäste?  –’.

N: Deze zin herinner ik me, die heb ik eerder gehoord. Wat zegt hij daar over het nihilisme?

A: Nihilisme is ‘die Radikale Ablehnung von Werth, Sinn, Wünschbarkeit’, de radicale afwijzing van waarde, zin en wenselijkheid.

N: Nou, duidelijk. Inpakken en wegwezen.

Wat is de context?

A: Het is een schets van een uitwerking van een boekplan – waar het in de Nachlaß van stikt, zoals je weet. En wel het boekplan voor ‘Der Wille zur Macht’ (2[100]) met als boek 1 ‘die Gefahr der Gefahren (Darstellung des Nihilismus)’.

N: Nihilisme is het gevaar der gevaren? Niet de klimaatsverandering, niet het international terrorisme, niet de financiële crisis? Dat is een boude uitspraak.

A: Nogal, daar wil ik wel iets meer van weten.

N: Laten we bij het begin beginnen. Hij zegt dus: nihilisme is de radicale afwijzing van waarde, zin en wenselijkheid. Wat hoort niet in het rijtje thuis?

A: Wenselijkheid klinkt vreemd.

N: Iets wensen is iets willen. Willen is altijd gericht op een doel. Het ontbreekt je aan iets en je wilt het bereiken of binnenhalen. Wenselijkheid is dus een doel. Nihilisme is de radicale afwijzing van waarde, zin en doel.

A: Dat klinkt al beter. Wat is een radicale afwijzing?

N: Een afwijzing die tot de radix, de wortel, gaat. Wat is iets in de wortel afwijzen?

A: Iets in het geheel, überhaupt afwijzen. Dus nihilisme is de afwijzing van waarde, zin en doel überhaupt. Dat lijkt op de definitie in de Van Dale: de afwijzing van de mogelijkheid van enige waarde, zin of doel.

N: En dit zou voor de deur staan! In 1886 wel te verstaan; wellicht is deze ‘unheimlichste’ aller gasten nu ons huis al binnen getrokken, als de centaur bij Faverey die ‘in je veilige huis alles/kort en klein schopt en slaat’ (Faverey, Vg 653).

Alleen, ik merk er niets van. Er heerst zorg en zekerheid.

Ik vraag me af: welk huis? Hoe komt deze gast voor onze deur? Is er sprake van verval of decadentie?

A: Waarom haal je die Faverey er nou weer bij? Maar goed, Nietzsche begint met te zeggen dat het uitgangspunt is dat de oorzaak van het nihilisme niet ligt in sociale noodtoestanden, fysiologische ontaarding of zedelijk verval. De oorzaak van het nihilisme ligt in de christelijke-morele ‘Ausdeutung’. Nihilisme is namelijk scepsis aan de moraal; de scepsis dat geen enkele morele levensbeschouwing gerechtvaardigd is.

N: Het is dus geen leer, maar een scepsis. Een twijfel, een onderzoekend kijken.

De dialectiek van het nihilisme

A: Dit nihilisme is veroorzaakt door de ‘dialectiek’ (om met Hegel te spreken) van het christendom: het christendom ontwikkelde een sterke gerichtheid op waarachtigheid, maar deze waarachtigheid kreeg afkeer van de leugenachtigheid van de christelijke wereldbeschouwing. Het christendom bracht zichzelf uiteindelijk ten val.

N: Deze notitie bestaat uit steekwoorden. Mij lijkt Nietzsche te bedoelen dat uit het christendom de wetenschap ontstond en dat de wetenschap vervolgens de stellingen van het christendom onderzocht en te licht heeft bevonden. De vraag is hoe de wetenschap uit het christendom heeft kunnen ontstaan. Volgens Nietzsche blijkbaar vanuit de nadruk op de deugd van de waarheid. Maar alle religies benadrukken toch waarheid en waarachtigheid – en liegen ondertussen dat ze barsten. Waarom zou het christendom speciaal zijn?

A: Ik vind hier geen antwoord. Wellicht komt het later.

In je beschrijving hoor ik bovendien de implicatie dat de nadruk op waarheid zelf ook ontmaskerd wordt als een leugen.

N: Niet alleen religie en moraal, maar ook wetenschap wordt ontmaskerd. Wetenschappers die claimen de ‘zuivere waarheid’ na te streven belazeren de boel net zo goed als de gelovigen. Wat is het doel en zin van ‘zuivere waarheid’?

A: Niets, maar met wetenschap doe je je voordeel. We leven langer en gezonder. Onze spullen worden beter. Wetenschap is economisch verantwoord. Aan de zuivere waarheid hebben we geen boodschap.

Het huis en de allergevaarlijkste gast

N: Komen we terug bij mijn vragen naar de gelijkenis van huis en allergevaarlijkste gast.

A: Het huis is de overgeleverde betekeniswereld: de overgeleverde waarden, doelen en zin. Dit huis steunt op kernwaarden, einddoelen en hoofdzin, zoals altruïsme, waarheid en geloof. De ongenode en onwelkome gast bedreigt dit veilige huis tot in zijn fundamenten.

N: Waarom is het nihilisme, met een Hebreeuwse superlatief, het gevaar der gevaren is? De ‘unheimlichste aller Gäste’?

A: Samengevat zegt Nietzsche:

  1. Nihilisme: de afwijzing van waarde, zin, doel überhaupt. Nihilisme is zinloosheid, de twijfel aan grote idealen.
  2. De oorzaak daarvan ligt in de dialectiek van het christendom: de nadruk op waarheid ontmaskert uiteindelijk de leugen van het christendom.
  3. Met het verdwijnen van de rechtvaardiging van de wereldbeschouwing wantrouwt men alle wereldbeschouwingen.
  4. De dialectiek van het nihilisme impliceert namelijk dat de nadruk op waarheid zelf ook ontmaskerd wordt als een leugen. Niet alleen religie en moraal, maar ook wetenschap valt van zijn voetstuk.
  5. Alle leidende doelen en kernwaarden hebben hun vaste bodem verloren. Er zijn geen zelfstandige, hogere doelen meer. Gevolg: zinloosheid.

N: De reden van het gevaar ligt dus daarin dat de christelijk-morele oordelen ten grondslag liggen aan al onze waarde-oordelen.

A: Nietzsche noemt de wetenschap, de politiek, de geschiedwetenschap en de kunst. Het nihilisme heeft voor alle vier gevolgen. In de wetenschap lijdt men aan zelfontwrichting, de mens verdwijnt uit het centrum. In de politiek worden alle principes toneelspel, er is geen rechtvaardiging meer voor alle middelmatigheid. Geschiedenis en kunst is romantiek.

Dat alles is inmiddels de gewoonste zaak van de wereld. In onze democratie vormen de ‘ideologieën’ slechts het imago van de partijen, waarmee ze de kiezers proberen te winnen, die geen ideologie hebben, maar ‘zweven’.  De christelijke moraal is beperkt tot een marginale groep, de rest heeft er geen boodschap aan. Kunst en geschiedenis lijken nutteloos, zijn louter leuk als hobby.  Het gaat niet meer om hogere doelen van ideologieën, om hogere zin of waarde, maar of iets nuttig is, of iets leuk is.

N: Dat is precies Nietzsches punt. Leuk en nut zijn voor ons voordelig en zijn niet hogere waarden die op zichzelf staan zoals geloof en waarheid.  Het bijzondere van Nietzsche ligt daarin dat hij zegt dat wetenschap, liberaal-democratie en beleveniseconomie, die een overwinning op het christendom en de moraal lijken, net zo goed op leugens zijn gebaseerd. De vermeende overwinning op het christendom is ook op bodemloze waarden gebouwd en even zo nihilistisch als het christendom zelf. Ook ons waarde-oordeel of iets nuttig is en of iets leuk is, is nihilistisch.

Alleen, men klaagt hier soms over, maar wie beschouwt het als ‘gevaar de gevaren’, als ‘unheimlichste aller Gäste’? Wat is er gevaarlijk of ‘unheimlich’ aan?

A: Dat is inderdaad de vraag.

Lees verder in deel 2…

Nachlaß 12:2[127]

Der Nihilismus steht vor der Thür: woher kommt uns dieser unheimlichste aller Gäste? –

    1. Ausgangspunkt: es ist ein Irrthum, auf “social Nothstände” oder “physiologische Entartungen” oder gar auf Corruption hinzuweisen als Ursache des Nihilismus. Diese erlauben immer noch ganz verschiedene Ausdeutungen. Sondern in einer ganz bestimmten Ausdeutung, in der christlich-moral<ischen> steckt der Nihilismus. Es ist die honnetteste, mitfühlendste Zeit. Noth, seelische, leibliche, intellektuelle Noth ist an sich durchaus nicht vermögend, Nihilismus d.h. die radikale Ablehnung von Werth, Sinn, Wünschbarkeit hervorzubringen
    2. Der Untergang des Christenthums – an seiner Moral (die unablösbar ist – ) welche sich gegen den christlichen Gott wendet (der Sinn der Wahrhaftigkeit, durch das Christenthum hoch entwickelt, bekommt Ekel vor der Falschheit und Verlogenheit aller christlichen Welt- und Geschichtsdeutung. Rückschlag von “Gott ist die Wahrheit” in den fanatischen Glauben “Alles ist falsch”. Buddhismus der That
    3. Skepsis an der Moral ist das Entscheidende. Der Untergang der moral<ischen> Weltauslegung die keine Sanktion mehr hat, nachdem sie versucht hat, sich in eine Jenseitigkeit zu flüchten: endet in Nihilismus “Alles hat keinen Sinn” (die Undurchführbarkeit Einer Weltauslegung, der ungeheure Kraft gewidmet worden ist – erweckt das Mißtrauen ob nicht alle Weltauslegungen falsch sind – ) Buddhistischer Zug, Sehnsucht in’s Nichts. (Der indische Buddhism hat nicht eine grundmoralische Entwicklung hinter sich, deshalb ist bei ihm im Nihilismus nur unüberwundene Moral: Dasein als Strafe, Dasein als Irrthum combinirt, der Irrthum also als Strafe – eine moralische Werthschätzung) Die philosophischen Versuche, den “moralischen Gott” zu überwinden (Hegel, Pantheismus). Überwindung der volksthümlichen Ideale: der Weise. Der Heilige. Der Dichter. Antagonismus von “wahr” und “schön” und “gut” – –
    4. Gegen die “Sinnlosigkeit” einerseits, gegen die moralischen Werthurtheile andererseits: in wiefern alle Wissenschaft und Philosophie bisher unter moralischen Urtheilen stand? und ob man nicht die Feindschaft der Wissenschaft mit in den Kauf bekommt? Oder die Anti-wissenschaftlichkeit? Kritik des Spinozismus. Die christlichen Werthurtheile überall in den socialistischen und positivistischen Systemen rückständig. Es fehlt eine Kritik der christlichen Moral.
    5. die nihilistischen Consequenzen der jetzigen Naturwissenschaft (nebst ihren Versuchen ins Jenseitige zu entschlüpfen). Aus ihrem Betriebe folgt endlich eine Selbstzersetzung, eine Wendung gegen sich, eine Anti-Wissenschaftlichkeit. – Seit Copernikus rollt der Mensch aus dem Centrum ins x
    6. Die nihilistischen Consequenzen der politischen und volkswirthschaftlichen Denkweise wo alle “Principien” nachgerade zur Schauspielerei gehören: der Hauch von Mittelmäßigkeit, Erbärmlichkeit, Unaufrichtigkeit usw. Der Nationalismus, der Anarchismus usw. Strafe. Es fehlt der erlösende Stand und Mensch, die Rechtfertiger –
    7. die nihilistischen Consequenzen der Historie und der “praktischen Historiker” d.h. der Romantiker. Die Stellung der Kunst: absolute Unoriginalität ihrer Stellung in der modernen Welt. Ihre Verdüsterung. Goethes angebliches Olympier-thum.
    8. Die Kunst und die Vorbereitung des Nihilismus. Romantik (Wagners Nibelungen-Schluß)
delen:   twitter   facebook   linkedin