Russisch nihilisme bij Dostojevski

In besprekingen van het nihilisme wordt het Russisch nihilisme meestal al aparte stroming genoemd. In onderscheid met het ‘filosofisch nihilisme’, dat vooral verbonden is met Nietzsche, zou het Russisch nihilisme eerder een politieke beweging zijn (wikipedia). Достоевский (Dostojevski of Dostojewski) heeft een fraaie roman geschreven waarin deze nihilisten een hoofdrol spelen: Бесы (Boze geestenDemonen of in de nieuwe vertaling van Hans Boland: Duivels). Op het eerste gezicht lijkt deze roman de collectieve stem van wikipedia gelijk te geven. Het nihilisme is in het Rusland van de jaren 60 van de negentiende eeuw een mengeling van atheïsme, socialisme en anarchisme. Dostojevski’s kracht ligt in het gestalte geven van heersende ideeën in romanfiguren, zonder dat ze bordkartonnen representaties worden; hij geeft juist een besef van achterliggende gevoelens en motieven.

Op waarheid gebaseerd

Voor de context van die heersende ideeën verwijs is naar het lijvige werk van Joseph Frank, Dostoevsky. A Writer in His Time. In Duivelszorgt een groepje nihilisten in een niet nader genoemd ‘stadje’ voor wanorde en uiteindelijk moord en brand. Het groepje van vijf staat onder leiding van Pjotr Verchovenski. Door manipulaties wil hij meerdere van zulke vijfjes vormen om anarchie te veroorzaken. Voor zijn kameraad Nikolai Stavrogin voorziet hij een rol als tsaar. Het vijfje in het stadje moet bijeen blijven door gezamenlijke schuld aan de moord op een afvallige. Joseph Frank vertelt dat dit plot gebaseerd is op een werkelijk voorval. Sergej Netsjajev, een beschermeling van anarchist Bakoenin, vermoordde in 1869 met een aantal kameraden een andere revolutionair met wie ze van mening verschilden. Netsjajev wist Rusland te ontvluchten en keerde zijn manipulatieve machinaties, zoals stiekem compromitterende brieven ontvreemden om de correspondenten te chanteren, tegen Bakoenin. Deze was uiteraard minder gelukkig met het koekje van eigen deeg.

Van liberalisme naar terrorisme

Het terrorisme (heel actueel dus!) komt niet uit de lucht vallen. In het begin van het boek introduceert Dostojevski Stepan Verchovenski, de biologische vader van Pjotr. Stepan is geen nihilist, maar een verwesterde liberaal. Dostojevski legt een verband tussen de ‘ongevaarlijke’ ideeën van deze liberalen van de jaren 40 en het nihilisme van de jaren 60. Bijna alle leden van het vijfje, en ook andere jongeren met afwijkende ideeën, hebben les gehad van Stepan, die huisleraar was voor Nikolai Stavrogin. Hij loopt rond met een air van een geleerde, die echter nooit aan het schrijven van een geleerd artikel of boek toekomt en hij woont nog altijd bij Nikolai’s moeder Varvara. De liberalen van de jaren 40 zijn onder andere Dostojevski’s generatiegenoten Herzen en Toergenjev. Van de laatste schildert Dostojevski een heerlijk spottend portret als ijdele ‘grote schrijver’ Karmazinov. Beide woonden altijd (Herzen) of vooral (Toergenjev) in het buitenland, dat zij in feite superieur achtten boven Rusland.

Dostojevski’s positie

Joseph Frank biedt Dostojevski’s eigen ideeën als context. Dostojevski had in zijn jonge jaren zelf revolutionair-socialistische ideeën. Zijn geheime genootschap werd in 1849 echter al opgerold voordat ze zelfs maar een drukpers hadden verworven voor het verspreiden van pamfletten. Om zijn macht van genade te tonen liet tsaar Nicolaas I Dostojevski en zijn mede-arrestanten geloven dat ze geëxecuteerd zouden worden, maar vlak voor het moment suprême kregen ze te horen dat ze ‘slechts’ tot dwangarbeid waren veroordeeld. In Siberië (her)ontdekte Dostojevski het Russisch geloof en het Russisch volk (het gebruikelijke standsverschil gold niet in de werkkampen, de edellieden werkten en sliepen tussen de gewone boeven). Hij herinnert zich ineens hoe hij als jongen voor een wolf was gevlucht naar een lijfeigen boer van zijn vader. Die boer had hem heel vriendelijk behandeld en hem geruststellend bekruisd, zonder dat boer daar voordeel van had te verwachten. Deze herinnering zag hij als bewijs van de christelijke liefde van de Russische boeren. In de jaren na zijn ballingschap neemt Dostojevski zo een middenpositie in tussen de twee heersende kampen, de veelal socialistische ‘westerlingen’ aan de ene kant en de conservatieve slavofielen aan de andere kant. Vanuit het christelijk geloof heeft hij nog altijd sociale idealen, maar hij meent dat alleen het Russisch christelijk geloof daarvan de ware bron kan zijn. Dit geloof is niet te vinden bij de verwesterde intelligentsia, maar slechts bij de eenvoudige Russische boeren. Met de verering van het Russische volk (en, onvermijdelijk in zulke kringen, met het antisemitisme) staat hij dicht bij de slavofielen. Hij is echter geen slavofiel, want hij kende het Russische geloof een messiaanse potentie toe voor de gehele wereld. De verwestersing, in die tijd vooral de verfransing, van de adel is hem een doorn in het oog. Deze westerlingen weten niets van het Russische geloof en het Russische volk.

Of dit onderscheid tussen westerse ideeën en zuiver Russische stand houdt, buiten de in onze ogen naïeve kijk op boeren, vraag ik me af. Is zijn verering van de eenvoudige Russische boer niet een typisch romantisch idee in de lijn van Rousseau (denk aan Marie-Antoinette in haar fictieve boerendorpje)? Is slavofilie, een fraaie term voor Russisch nationalisme, niet net zo westers? Is het Russisch-orthodox geloof bovendien niet bemiddeld door het Griekse denken?

De liberalen van ’40

Ondanks Dostojevski’s vooringenomenheid – en is niet elke schrijver en denker vooringenomen? – weet hij het (Russisch) nihilisme krachtig te beschrijven. Het verband dat hij legt tussen de twee generaties zorgt voor een extra spanningsboog. Hoe typeert hij deze liberalen?

Liberale klaploper Stepan Verchovenski

Stepan was huisleraar voor Nikaloi Stavrogin, in dienst bij diens moeder, generaalsweduwe Varvara Stavrogina. Hij is vooruitstrevend, tegen de slavofielen en vertaalde utopisch-socialist Fourier. Samen met Varvara heeft hij in Petersburg getracht mee te doen met de nieuwe ideeën. Ook dat werd niets, hoewel hij de gedachte koestert dat hij nog altijd als staatsgevaarlijke in de gaten wordt gehouden, terwijl hij zich vooral bezig houdt met ijdele activiteiten zoals kaarten.

Voor de terugkomst van Nikolai en Pjotr, die Stepan maar tweemaal in zijn leven heeft gezien, onthalen beider ouders regelmatig een ‘kring’ rondom Stepan, die bestaat uit enkele voortuitstrevenden uit het stadje, vooral zijn oud-leerlingen: Lipoetin, Sjatov, Virginski en Ljamsjin. In de stad staat de kring bekend als ‘broedplaats van vrijdenkerij, zedenbederf en atheïsme’, maar in werkelijkheid is Stepan ‘liberaal zonder doel’, in de kring heerst ‘onschuldige vrijzinnigheid’. Stepan is tegen het ideaal van de Russische boer en tegen de Russische God. Hij noemt zich geen christen, maar gelooft toch aan God. Het is een sympathieke klaploper – hij heeft de sympathie van de verteller -, hij geeft aan zijn ideeën geen gevolg.

IJdele Karmazinov

De ‘grote schrijver’ is vooral ijdel en egocentrisch. Illustratief is een artikel waarin hij verslag doet van een schipbreuk, een parodie op vergelijkbaar artikel van Toergenjev over een ophanging. Zijn bedoeling is uitsluitend om zichzelf op de voorgrond te plaatsen. Karmazinov bemoeit zich niet met het lot van de schipbreukelingen, maar beschrijft zijn gevoelens van ontzetting en hoe hij de aanblik van de schipbreuk niet kan verdragen.  Net als Dostojevski’s commentaar bij Toergenjev’s artikel denkt de lezer: voor de kerels die verdronken (werden opgehangen) is het ook geen pretje!

Karmazinov, die in het buitenland woont en toevallig even terug op eigen bodem is, zal positief staan tegenover de nihilisten, louter om te tonen hoe bij de tijd hij is.

De duivels van ’60

De volgende generatie laat de ijdelheid voor wat het is en ontwikkelt politieke ideeën uit het ongevaarlijke liberalisme van de vorige generatie. Ideeën die nihilistisch genoemd worden; in welke zin is er sprake van negatie, van niets?

Het vijftal: Lipoetin, Virginski, Ljamsjin, Tolkatsjenko en Sjigalev

Lipoetin is vergeleken met de anderen al wat ouder. Deze ambtenaar ‘gaat door voor atheïst’ en is een ‘geboren spion’. Ook Virginski is een ambtenaar van moderne opvattingen. Hij lijkt nog het meest op de naïeve sukkelaar Stepan. Dostojevski omschrijft hem als iemand ‘rein van hart’. ‘Kleine jood’ Ljamsjin en  ‘kenner van het volk’ Tolkatsjenko zijn vooral meelopers. Ten slotte ‘langorige’ Sjigalev, de socialistische theoreticus van het stel. Uitgaande van vrijheid voor iedereen komt hij uit op een autoritair systeem waar 90% van de bevolking slaaf is van de bovenste 10%.

De afvallige Sjatov

Sjatov had voorheen ook revolutionaire ideeën en behoorde bij ‘het genootschap’. Hij heeft zijn socialistische ideeën vaarwel gezegd en is nu slavofiel, die bovendien wil geloven in God. Opvallend genoeg is hij tot de slavofilie bekeerd door een gesprek met Nikolai, die voor de aardigheid wat ideeën aan het spelen was, want zelf gelooft die er absoluut niet in.

Aspirant mensgod Kirillov

Nikolai was ook de leraar van Kirillov, maar met een tegengesteld resultaat. Kirillov verwerpt God en de moraal. Het is bezeten door het idee dat de mens door een vrijwillige zelfmoord (niet uit angst of andere zorgen) een god wordt, een mensgod. Met de vrijwillige zelfmoord bewijst de mens zijn vrijheid. Hij bewijst zijn vrije wil, want God bestaat niet. Het eindresultaat is echter lang niet zo heroïsch-menselijk, integendeel haast beestachtig. Kirillovs nihilisme is atheïsme. Het atheïsme is zijn ideologie. Hij heeft niet het idee van de vrijwillige zelfmoord, maar andersom wordt hij door dit idee bezeten.

Het geslepen serpent Pjotr

Er zijn kenmerken van het vijftal in hem te herkennen: intrigantisme, atheïsme, sjigalevisme, maar hij gaat veel verder. Hij is een rücksichtloze manipulator. Het hoofdstuk waarin hij ten tonele treedt heet ‘Het geslepen serpent’. Hij streeft fanatiek naar het doel van anarchie en beschouwd ‘kameraden’ als middel tot het doel. In socialisme en filosofische debatten is hij niet geïnteresseerd. Hij motiveert niet met idealen, maar met angst. Hij vergaart compromitterende materiaal en gebruikt het als chantage- en bedreigingsmiddel. Middelen ter manipulatie van de leden van een vijftal, zij zijn slechts middelen die lager staan in de orde: titels, sentiment, schaamte voor de eigen mening – en nummer vijf van kant maken. Deze strategie gaat terug op het geschrift van de echte Netsjajev (eventueel met Bakoenin geschreven):De Revolutionaire Catechismus. Dit pamflet is een reeks van negaties: tegen de maatschappelijke orde, de openbare mening, de eer, de moraal, de liefde, het gevoel. Alles met slechts één doel: vernietiging.

Dit is nihilisme in de zin van doelloze vernietiging, zoals het tegenwoordig nog wordt gebruikt in bijvoorbeeld ‘nihilistisch geweld van voetbalhooligans’. Hoe verhoudt de anarchistische vernietiging zich tot Nietzsches begrip van het nihilisme als ‘zelf-ontwaarding van de hoogste waarden’? Nihilisme in een formule is voor Nietzsche: ‘liever het niets willen dan niet willen’. Ter vermijding van het ‘niet willen’, dat wil zeggen lichamelijk en geestelijk moe zijn van het leven en derhalve niet willen leven, redt het leven zichzelf door ‘het niets’ te willen. Het niets is iets fictiefs, een fantasie, zoals bovennatuurlijke Ideeën of God. De fantasie in de geval de vernietiging is ‘zich ten gronde richten’. Nietzsches punt is: het niets als de vernietiging willen is altijd nog een doel willen. Een doel dat bepaald wordt door het overgeleverde denken dat er juist voor heeft gezorgd dat men moe is van het leven (tegenwoordig: depressie, burn-out). Bovendien, door je louter tegen iets te verzetten blijf je er van afhankelijk, in plaats van nieuwe grond te ontginnen. Een fanatiek atheïst, zoals Kirillov, kan het daarom beter vinden met een streng gelovig christen dan met een onverschillige hedonist, want ze kunnen binnen het zelfde ‘kader’ debatteren over het wel of niet bestaan van God, de (on)zinnigheid van de Bijbel, enzovoort.  Iemand die de tsaar wil vernietigen is net zo door het idee van het tsarendom bepaald als een tsarist. De voor- en tegenstander delen dezelfde ‘hoogste waarden’. Ze leven in het licht van dezelfde zon. (Blijkt dat niet al uit de titel ‘catechismus’?) Vandaar Pjotrs afkeer van het denken; er zou weleens aan het licht kunnen komen dat het anarchisme niets anders dan het volgende bedrog is. Deze denkstap lijkt Nikolai wel gemaakt te hebben.

Nikolai Stavrogin

Nikolai is de meest enigmatische figuur van de roman. Hij treedt weinig op, hij is vooral het voorwerp van andermans verlangen: van zijn moeder Varvara, van zijn vrouw Maria, van zijn geliefde Liza en van Pjotr als beoogde ‘verborgen tsarevitsj’. Zijn uiterlijk omschrijft de verteller ‘als masker’:

zijn haren waren wat àl te zwart, zijn heldere ogen wat àl te rustig en open, zijn gelaatskleur was wat àl te teer en blank, zijn blos wat àl te duidelijk en mooi, zijn tanden leken op parels, zijn lippen op bloedkoralen (Boze geesten, p. 47)

Vanuit Petersburg komen Stepan en Varvara verhalen ter ore over bandeloos gedrag. Zij hopen dan nog dat hij zoals prins Harry (zoon van de Henry IV) met Fallstaf is, uit Shakespeare’s Henry IV: eerst bandeloos, later staatsman (Henry V). In het stadje heeft hij zich echter een aantal jaar terug vreemd gedragen, hij heeft een heer letterlijk bij de neus genomen, Lipoetins vrouw gekust en in het oor van de gouverneur gebeten. Vervolgens was hij in het buitenland, waar hij onder andere in contact stond met Pjotr, Sjatov, Kirillov en Liza. Wat zich daar allemaal heeft afgespeeld, komt de lezer niet te weten.

Hoewel hij bij de revolutionairen min of meer betrokken was, spot hij met hun ideeën, eigenlijk met ieders ideeën. Toch ontlenen zowel Kirillov als Sjatov aan hem hun tegengestelde wereldbeschouwingen. Hij zou gezegd hebben dat als men wiskundig zou bewijzen, dat de waarheid niet in Christus gelegen is, dat hij het dan ’toch liever met Christus zoudt houden dan met de waarheid’. Hij spot met Sjatovs verlangen naar geloof en zijn verering van het Russische volk. Sjatov verwijt hem dat bij hem het onderscheid tussen goed en slecht vervlakt en verloren is gegaan, dat hij slechts dingen doet ter prikkeling van de zenuwen, ter uitdaging. Waarom? Omdat Nikolai het volk niet kent.

Bij Tichon

Sjatov raadt hem aan naar de teruggetrokken bisschop Tichon te gaan. Nikolai volgt die raad op. Helaas is dit hoofdstuk door de censuur geschrapt, maar het is in moderne uitgaven weer te vinden. Wellicht is dát de reden dat Nikolai zo enigmatisch blijft, stelt Joseph Frank, want zonder dit hoofdstuk had hij een grotere rol in de rest van het boek kunnen hebben, wat door het verbod niet meer mogelijk was. Volgens Tichon is Nikolai er erger aan toe dan een atheïst: hij is onverschillig. Nikolai haalt Openbaring 3:14-17 aan:

Schrijf aan de engel van de gemeente in Laodicea:
“Dit zegt Amen, de trouwe en betrouwbare getuige, het begin van Gods schepping: Ik weet wat u doet, hoe u niet koud bent en niet warm. Was u maar koud of warm! Maar nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal ik u uitspuwen. U zegt dat u rijk bent, dat u alles hebt wat u wilt en niets meer nodig hebt. U beseft niet hoe ongelukkig u bent, hoe armzalig, berooid, blind en naakt. (NBV)

Nikolai vreest lauw te zijn en niet koud (doorgedraaide rationalist Kirillov) of warm (sentimentele slavofiel Sjatov).  Bij Tichon leest hij een betekenis voor die hij wil publiceren. De verteller waarschuwt de lezer dat uit het document niet alleen een behoefte aan straf maar ook een behoefte aan uitdaging spreekt, ‘het gouveneursoor in andere gedaante’, en concludeert dat de waarheid in het midden ligt. In het document bekent Nikolai ten eerste schuldig te zijn aan het laten afrossen van een meisje van twaalf. Vervolgens haar later gezoend te hebben en misschien meer, dat blijft onduidelijk. Dit meisje trok het zich in ieder geval erg aan; ze meende ‘God te hebben vermoord’ en pleegde zelfmoord. Nikolai koketteert met zijn eigen laagheid en lafheid. Hij zegt zich later pas schuldig te voelen. Tichon twijfelt. Nikolai lijdt aan de ‘kwaal van onverschilligheid’; hij zoekt overal anderen uit te dagen. Ook zijn huwelijk met de kreupele en zwakzinnige Maria is hij aangegaan als verzetje, een test van (on)gevoeligheid. Het document, dat Nikolai wenst te publiceren, zou ook zo’n uitdaging kunnen zijn. Zijn zucht naar martelaarschap is een nieuwe wijze van zijn egoïsme: hij geniet van de vernedering. Tichon voorspelt dat Nikolai een ander vergrijp zal begaan om zich aan publicatie te onttrekken.

Alles is altijd vlak en slap

Ondanks dat, volgens Joseph Frank, Stavrogin is afgeleid van het Griekse woord voor kruis stauros, is de conclusie dat hij uiteindelijk zichzelf ophangt uit wroeging dus te snel. Hij schrijft een laatste brief dat hij ook schuldig is aan de dood van zijn vrouw Maria. Hij schrijft dat zijn krachten heeft beproefd, maar hij heeft geen ‘waartoe’ gevonden. Geen god, geen doelstellingen. ‘Alles is altijd vlak en slap.’ Hij zal nooit zoals Kirillov in een idee geloven, want hij zou weten dat het toch weer bedrog was. Kortom, hij doet het niet uit schuldgevoelens, maar uit … nihilisme.

Nikolai Stavrogin is de echte nihilist, in Nietzsche termen, de extreme nihilist. In tegenstelling tot de anderen die nog in een nieuw (nihilistisch) doel geloven, die nog in de ban staan van een ideologie, gelooft Nikolai nergens in en kan ook nergens in geloven. Hij heeft geen doel en kan ook geen doel hebben. ‘Alles is tevergeefs’. Het ongeloof in de hoogste waarden resulteert in het ongeloof in waarden überhaupt. Hij is niet koud (rationalist, progressief) of warm (sentimentalist, conservatief), maar lauw. Zijn handelingen waren slechts uit losbandigheid, om een verzetje te vinden, om deze of gene, dit of dat uit te dagen. Hij is voorbij het Russisch nihilisme in het ‘filosofisch’ nihilisme.

Duivelsuitdrijving

Dat de politieke nihilisten duivels of boze geesten heten, is een verwijzing naar Lucas 8:32-36, dat het motto van het boek is. Jezus drijft daar de geesten uit een bezeten mens in een kudde zwijnen, die zich vervolgens in het meer storten. Dostojevski laat Stepan voor het gemak het motto verklaren: de duivels zijn opgehoopt in Rusland, ‘wij zijn de zwijnen’. Het Russisch geloof zal de ziel reinigen. Dostojevski lijkt te willen zeggen dat ‘wij’ onze geboortegrond weer moeten leren kennen, onze God en ons geloof. Deze mogelijkheid ligt open voor de Russisch nihilisten, Sjatov is het bewijs.

De ‘Russisch nihilisten’ kunnen hun enthousiasme van het ene doel verplaatsen naar het andere. Maar een extreem nihilist als Nikolai? Hij meende nergens in te kunnen geloven, want hij zou weten dat hij zichzelf bedriegt. Bij monde van Sjatov zegt Dostojevski zelfs voor Christus te kiezen, ook als de waarheid niet aan zijn zijde is. Hij kiest voor het zelfbedrog. Hoe kan dat? Of betreft het een verstandelijk zelfbedrog en kiest hij voor Christus vanuit het hart, het sentiment? De herinnering aan de vrome boer die hem geruststelde doet zoveel vermoeden. Hij kiest voor de belangeloze, christelijke liefde, ook als dat tegen het verstand in gaat. Is het in dat geval een kwestie van ‘kennen van de geboortegrond’? Dat klinkt ons toch al te völkisch, zelfs Blut und Boden. Als Nikolai geen doelstellingen heeft, is hij dan niet bevrijd van doelstellingen? Zou hij niet op de rand staan van de stap van belangeloosheid naar belangeloze agape? Of van de nihilistische doelloosheid naar het proto-nietzscheaanse, levenslustige spel voorbij goed en kwaad? Of naar het mystieke ‘zonder waarom’? Wat hield hem tegen?

Uiteraard is daar zijn neiging tot spot, wellust en egocentrisme. Volgens Kirillov wordt Nikolai ook ‘verzwolgen door een idee’: ‘als Stavrogin gelooft, dan gelooft hij niet, dat hij gelooft. Maar als hij niet gelooft, dan gelooft hij niet, dat hij niet gelooft.’ Dit is echter vanuit niet-radicaal nihilist Kirillov gezegd, die met zijn rug naar de toekomst staat en nog denkt in termen van geloof versus atheïsme. Nikolai houdt alles op een afstand, sentimenteel als verstandelijk. Houdt dat hem tegen? Wat is zijn boze geest? In de analyse van Tichon wordt Nikolai niet geplaagd door een idee, maar door zijn egoïsme. Joseph Frank: zijn ‘self-will’, zijn eigenwilligheid. Nikolai is daardoor niet in staat tot een waarachtige schuldbekentenis en keuze voor het goede. Tichon stelt voor dat Nikolai zich voor een aantal jaren onderwerpt aan een ascetische kluizenaar. Deze zou Nikolai’s eigenwilligheid kunnen breken. Dit verklaart de leus ‘liever Christus dan de waarheid’: liever het egoïsme opgeven en de christelijke liefde voor anderen aanvaarden dan rationeel beredeneerd de juiste ideeën te hebben. Maar is dat niet weer het christelijke idee? Nikolai kan die stap niet zetten, zelfs niet als hij zichzelf doorziet. Het christelijke ideaal is zonder kracht. Waarom? Voor ons de freundiaanse, nietzscheaanse en vooral darwinistische herleiding ervan tot niet zo christelijke motieven?

Bibliografie

F.M. Dostojewski, Boze geesten. Van Oorschot: 1959/Rainbow: 1998. Vert. Hans Leerink

F.M. Dostojevski, Duivels. Athenaeum-Polak & Van Gennep: 2008. Vert. Hans Boland

Joseph Frank, Dostoevsky: A Writer in His Time. Princeton University Press: 2009.