Een fenomenologie van de hedendaagse klassieke muziek

De hedendaagse klassieke muziek – zoals het onhandig heet – heeft de melodie losgelaten. Met de ‘emancipatie van de dissonant’ (Schönberg) is ook de luisterervaring veranderd. In het verleden ontstond er nogal eens tumult bij de première van een ongehoord stuk. Le Sacre du Printemps is het bekendste geval. Tegenwoordig hoeft men geen gendarmes op te trommelen om het publiek in toom te houden: men luistert stil toe. Mijn ervaring is hoe moderner en ‘dus’ onbekender het stuk, des te stiller en ‘dus’ beter het publiek. Zelfs het toch (ten dele) onvrijwillige hoesten is minder. Zangeres Claron McFadden beweerde onlangs in een interview dat we het extreme gewend zijn geraakt. Maar ze zei ook dat de stukken steeds extremer worden. Deze twee uitspraken lijken in tegenspraak met elkaar. Als de stukken extremer worden, hoe kan men dan wennen? Waar blijft het boe-geroep? De luisteraar is blijkbaar bedeesder, bescheidener en opener geworden. Anders is niet meer per se slechter.

Wat de luisteraars vooral geleerd hebben is niet slechts een kwestie van gewenning. De houding van de luisteraars is veranderd van een beoordelen naar bestaande maatstaven naar een open houding voor het onbekende. De verandering van houding is niet louter een wilsbesluit, maar is zelf omgeslagen. De luisterhouding is betrokken op de muziek. De muziek is ook wezenlijk anders geworden. Van Bach naar Stockhausen is niet gewenning langs dezelfde richtlijn die steeds extremer wordt. De richtlijn is wezenlijk veranderd.

Het klinken van de klankruimte zelf

Hoe is de ervaring van muziek wezenlijk veranderd? De klassieke muziek kent een harmonische melodie, die een voortstuwende beweging heeft. De muziek begint rustig, zwelt aan, neemt af, zwelt weer aan naar de finale.  De luisteraar wordt in deze voortstuwing meegenomen. Wat je hoort, is de voortgaande melodie. De rusten staan in dienst van de accentuering van de voortbeweging. Melodie komt van het Grieks meloidia dat is samengesteld uit melos (lied) en oidè (gezang). De melodie is zingend en de tempowisselingen zijn te vergelijken met versnellingen en vertragingen van de ademhaling.

De hedendaagse muziek daarentegen houdt zich niet aan de wetten van de melodie. De luisteraar wordt niet in een voortstuwing meegezogen, maar treedt binnen in een klankruimte. In de klassieke muziek hoor je de melodie, in de hedendaagse hoor je de klanken klinken in de stilte van de ruimte. Je hoort de klankruimte zelf. De dissonantie, het verschil tussen klank en wanklank, zingt niet, maar bouwt een klankruimte.

Weerklinken in de stille ruimte van het gemoed

De klankruimte is de ruimte waarin de muziek klinkt: de muziekzaal, de kerk. Maar zonder luisteraar wordt de muziek niet gehoord, klinkt de muziek niet. De muziek resoneert in de ziel. De ziel is de innerlijke klankruimte. Dat is ook het geval bij de klassieke muziek. De klassieke muziek beroert zingend het gemoed. De klassieke muziek is alles tussen etherisch tot sentimenteel. In de hedendaagse muziek is minder gevoelig in die zin en heet daarom vaak ‘abstract’. Maar de hedendaagse muziek laat de klankruimte zelf klinken. Het klinken van de klankruimte zelf laat de luisteraar ook zichzelf als klankruimte ervaren waarin/in wie de muziek klinkt. Niet zozeer wordt het gemoed aangeroerd tot gevoelens, maar de stille wijdte van het gemoed zelf wordt mee-gehoord.

Niet toevallig speelt de stilte van de rusten in veel hedendaagse stukken een veel grotere rol dan in de klassieke. In de klassieke muziek wacht je in de stilte tot de melodie weer zijn beloop neemt. In de hedendaagse muziek is de rust net zo goed een klank die je hoort en niet slechts een wachten op. Een klassiek stuk eindigt vaak met een klap of het loopt in ieder geval duidelijk naar een einde. Bij een hedendaags stuk is het einde veelal niet duidelijk. De musici laten de laatste noten in de stilte klinken en pas met een knik of ontspanning van de lichamen geven ze blijk van het einde. Het applaus komt aarzelender op gang, niet direct in de vervoering van de slottonen. Dit is geen gebrek van hedendaagse muziek (zwakke eindes), maar hoort bij haar aard.

De gegeven, wezenlijk open houding

De klassieke muziek stuwt een melodie voort die de luisteraar aanroert en beroert zodat hij tot voelens geroerd is. De hedendaagse muziek laat de klankruimte zelf weerklinken in de stille wijdte die de mens zelf is en op deze manier als zodanig ervaart. Bij melodische muziek word je meegenomen in de melodie en verwacht je dat wat je in de toekomst zult horen in harmonie is met het in het verleden gehoorde. Door zich aan een richtlijn te houden sluit deze muziek de houding op de richtlijn aan. De hedendaagse muziek vereist daarentegen dat het gemoed zich opent, zich laat inruimen door het klinken van de muziek en zich niet beperkt tot een bekende maatstaf. En de luisteraar beseft dit ook en laat dus zijn rotte tomaten thuis. Deze innerlijke klankruimte wordt door de muziek opgeëist en brengt een openere houding bij de luisteraar teweeg. De open houding hoort wezenlijk bij de hedendaagse muziek en wordt dan ook door deze gevraagd en geschonken.

De luisterervaring kent ook een andere tijd. Het heden is niet meer louter het knooppunt van heden en verleden, maar valt wijd open in het resoneren en ‘dissoneren’ van wat was en wat komt. De tijd van de voortstuwing is lineair. De werken heten ‘symfonie’ (samenklank), ‘lied’ en dergelijke. Een werk van Morton Feldman heet bijvoorbeeld: Patterns In A Chromatic Field. De tijd is ruimtelijk geworden, gevuld met diffuse patronen. De hedendaagse muziek plant niet een voortstuwing voort, maar sticht een veld waarin patronen opduiken en verdwijnen.

delen:   twitter   facebook   linkedin