Nietzsche over Jezus in Der Antichrist

Nietzsche eindigt Der Antichrist met een ‘wet tegen het christendom’. Hij maakt echter vooraf onderscheid tussen de leer van Jezus en de leer van het christendom. De grap is: er was ‘slechts een christen, en die stierf aan het kruis’ (AC 39). Wat is Nietzsches interpretatie van Jezus en wat is de zin daarvan?

Jezus volgens Nietzsche: prediker van innerlijke vrede

In zijn voorstelling van Jezus (AC 28-37) maakt hij zich niet druk over de ‘filologische tegenspraken’ van Strauss en de zijnen, want legenden over heiligen zijn sowieso onbetrouwbaar. Nee, hij vraagt naar ‘het fysiologisch type’ en gaat in tegen zowel de christelijke voorstelling als Rénans interpretatie. Volgens Rénan was Jezus een genie en een held. Nietzsche kiest daarentegen voor ‘idioot’. Jezus was een idioot met een instinctieve haat voor de werkelijkheid, die vluchtte in een innerlijk rijk Gods. Hij leerde de vijand niet te weerstaan, maar zaligheid te scheppen in vrede. De haat tegen de werkelijkheid en het uit de weg gaan van vijandelijkheden hebben hun oorzaak in een extreme prikkelbaarheid. Hij wil niet door de werkelijkheid aangeraakt wordt en een kleine weerstand veroorzaakt al onlust. Zijn leer zou een doorontwikkeling zijn van het hedonisme en epicurisme, op een veel slechtere bodem. Jezus is, net als Epicurus, een ‘décadence-type’.

De ‘goede boodschap’ (evangelie) is de terugkeer naar de kinderlijkheid, naar een rijk Gods zonder tegenspraak, zonder zonde. Het gaat niet om geloof, zoals Paulus later zou stellen, maar een nieuwe praktijk, namelijk geen weerstand bieden, niet boos zijn. Zijn leer is symbolisch: de Vader is een gevoel van zaligheid, de Zoon is de intrede van dit gevoel in het innerlijk. Het ‘rijk Gods’ is innerlijk; de Mensenzoon is geen concreet figuur, maar een symbool van ‘een “eeuwige” feitelijkheid’. Het christendom is volgens Nietzsche een steeds grover misverstaan van dit oorspronkelijk symbolisme. Het echte christendom is Jezus’ leer van geen weerstand bieden, geboren uit zijn instinctieve haat tegen de werkelijkheid. Het christendom dat na hem komt is een verdraaiing hiervan; het is zelfs in tegenspraak met Jezus’ leer opgebouwd. Het evangelium werd een dysangelium.

Jezus volgens de overgeleverde bronnen: apocalyptisch profeet

Is dit de echte Jezus? Nietzsche spreekt van de ‘echte geschiedenis van christendom’ (AC 39) die hij zou vertellen. Hij meent toegang te hebben tot het ‘echte, oorspronkelijke christendom’ (AC 39) en het ‘oorspronkelijke symbolisme’ van Jezus (AC 37). Dit zegt Nietzsche, hij die overal is binnengehaald als kampioen van het perspectivisme, als ontkenner van ‘de waarheid’. Er zijn geen feiten, alleen perspectieven. ‘De waarheid’ bestaat niet, er is slechts schijn. Dat zijn toch de nietzschiaanse ideeën bij uitstek? Zijn eigen kantianisme voor het volk is hij hier blijkbaar even vergeten! Niemand, ook Nietzsche niet, heeft toegang tot ‘het echte en oorspronkelijke christendom’ dat Jezus geleerd heeft. We weten zelfs niet zeker dat hij bestaan heeft, hoewel dat waarschijnlijk is. Op basis van de overgeleverde bronnen kunnen we, met de historisch-kritische methode, slechts spreken tussen waarschijnlijk en onwaarschijnlijk. Hoe waarschijnlijk is Nietzsches voorstelling van Jezus?

De oudste bronnen die we hebben zijn de brieven van Paulus en de vier evangeliën (zie mijn Het Nieuwe Testament als tekst). Nietzsche veegt die op een hoop, maar deze bronnen tonen elk een verschillende visie op Jezus. Op punten waar ze overeenstemmen, kunnen we vermoeden dat dit teruggaat op de echte Jezus, maar het blijft, zolang de tijdmachine nog niet is uitgevonden, een reconstructie op basis van vermoede waarschijnlijkheden.

In het evangelie van ‘Marcus’ predikt Jezus de komst van het einde der tijden en de Mensenzoon, die gelijk wordt gesteld met de messias, de gezalfde, dwz. de koning van Israël die een speciale band heeft met God. Dit koninkrijk van God is niet innerlijk, maar een concreet koninkrijk, waarin de sociale hiërarchie zal zijn omgekeerd. In dit koninkrijk zullen namelijk degenen worden opgenomen die zich aan de hart van de Wet houden door Jezus te volgen – de zonde, als overtreding van de wet, blijft dus in stand. Het hart van de Wet is ten eerste God liefhebben en ten tweede de naaste als jezelf (Lev 19:18). Jezus zegt in Marcus niets over geen weerstand bieden, in tegendeel hij gaat de verbale strijd aan met de Farizeeërs, een joodse sekte die zich (waarschijnlijk) strikt hield aan een gedetailleerde uitleg van de joodse Wet. Terwijl voor Jezus de spijswetten niet zo nodig hoeven, want het onreine komt van binnenuit (volgens Mar. 7:20)! Hij voorspelt bovendien het einde van de tempel, ook niet bepaald weerstand mijdend. Belangrijkst is zijn apocalyptische voorspelling van het komende einde der tijden, binnen ‘deze generatie’ (Mar. 13:30). Dit thema ontbreekt volledig bij Nietzsche, terwijl de aanstaande apocalyps, en niet het innerlijk, de zin is van de symbolen die in Marcus gebruikt worden.

Ook in het Matteüs-evangelie staat het apocalyptische thema centraal. Het koninkrijk van de hemel is niet innerlijk, maar concreet het rijk van de spoedig komende Mensenzoon als koning van de joden – met de 12 discipelen op 12 tronen. Over de Wet is deze auteur nog strenger: elke tittel en jota blijft intact (Mat. 5:17). De kleinste overtreding is al zonde. Wel predikt Jezus in de bergrede de vijand lief te hebben, maar hij gaat discussie met de Farizeeërs niet uit de weg. Later roept hij op als een kind te worden. Niet voor innerlijk rust, maar om in het koninkrijk van de hemel gered te worden vanwege de afkeer van de zonden. Daarom zegt Jezus niet vrede te brengen, maar het zwaard (Matt. 10:34).

In het evangelie van Lucas ontbreekt weer de opdracht tot geen weerstand of de vijand lief te hebben. Sterker nog, Jezus beledigt de Farizeeërs en hij maakt net als bij Marcus en Matteüs een zooitje in de tempel. Hij lijkt dus niet bepaald overgevoelig voor prikkels. In het Johannes-evangelie wast hij zelfs andermans voeten! ‘Hoezo, afkeer voor aanraking?’ zou je zeggen als de andere bronnen dat ook hadden.

Paulus komt met een afwijkend verhaal. Hij predikt voor de niet-joden en stelt dat zij zich niet moeten, ja, zelfs niet mogen, houden aan de joodse Wet. Toch is vreemd genoeg het geloof in Jezus de vervulling van de Wet. Desalniettemin verwachtte ook Paulus nog het aanstaande einde der tijden mee te maken. Om daar gunstig doorheen te komen leerde Paulus in Jezus te geloven als messias en zoon van God – wat overigens niet hetzelfde is als de latere leer dat de Christus een persoon van God is.

Kortom, hoe waarschijnlijk is Nietzsches voorstelling van Jezus?

  • Jezus predikte geen weerstand te bieden en vijandelijkheden uit de weg te gaan. – Dit gebod vinden we alleen bij Matteüs, niet bij de anderen. Het is dus niet waarschijnlijk. Bovendien zoekt Jezus de weerstand van de Farizeeërs en trapt hij rotzooi in de tempel,wat ook weerstand bij de Sadduceeërs zal hebben opgeroepen.
  • Het rijk Gods is innerlijk, in het heden toegankelijk. – Daarvoor vinden we geen aanwijzingen. Alle vroege bronnen zijn apocalyptisch: Jezus kondigt het aanstaande koninkrijk van God, waarin de sociale hiërarchie zal zijn omgekeerd, met de Mensenzoon als messias (koning). Zulke apocalyptische voorspellingen waren niet ongewoon. Je vindt de Mensenzoon bijvoorbeeld terug in het apocalyptische bijbelboek Daniël.
  • Jezus leerde de afschaffing van de zonde in het heden, dat is de blijde boodschap. – De zonde, in de zin van overtreding van de Wet, blijft in de evangeliën gehandhaafd, want de Wet moet juist worden nageleefd om bij de aanstaande eindtijd niet veroordeeld te worden. Alleen Paulus geeft hier voor niet-joden een andere draai aan: geloof in Jezus als vervulling van de Wet.
  • Jezus spreekt in symbolen van innerlijke vrede. – De symbolen staan in het teken van de komende apocalyps. Alle bronnen delen de verkondiging van de spoedige apocalyps, dus het is waarschijnlijk dat Jezus een apocalyptische profeet was.
  • Jezus’ leer is een doorontwikkeling van het hedonisme en epicurisme. – Hoeveel hedonisten en epicureeërs zal Jezus ontmoet hebben in het joodse backwater Galilea?
  • Het christendom is tegengesteld aan de leer van Jezus. – In ieder geval niet direct, want we zien in de evangeliën een andere christologie dan bij Paulus. In het begin verschilde men van mening. Jezus was vermoedelijk een mislukte apocalyptische joodse profeet, waarvan men dacht dat hij genezingen en exorcismen deed. Hij kondigde de komst van een eindtijd en van een koning der Joden aan. Hij werd gekruisigd en zijn voorspelling kwam niet uit. Dat staat ver af van het geloof in Jezus als mens-god die stierf om de erfzonde op te heffen, zoals dat later werd ontwikkeld. Jezus was geen christen. Op dit punt heeft Nietzsche min of meer gelijk, maar om de verkeerde redenen.

Nietzsches wil tot macht

Volgens Nietzsche is elke perspectief of interpretatie een voorstelling van een wil tot macht. In deze voorstelling wordt het ene positief gewaardeerd en het andere negatief. Het positieve moet worden verspreid, het negatieve bestreden. Met het verspreiden van het positief gewaardeerde, vergroot deze wil tot macht zijn macht in strijd met andere willen tot macht. Filosofen zijn niet immuun voor de wil tot macht. Welke wil tot macht wil zijn macht vergroten met deze voorstellende waardering van Jezus?

Ten eerste, het doel van Der Antichrist lijkt duidelijk om het christendom, het platonisme voor het volk, te vervloeken. Het christendom waardeert namelijk net als het platonisme een transcendente wereld als de ware wereld en keert zich tegen het aardse leven. Nietzsches wil tot macht wil het christendom negatief waarderen en ‘natuurwaarden’ van ‘het leven’ (AC 24) positief. Hij vergelijkt Jezus’ leer met het boeddhisme. Het boeddhisme is ook een decadente religie, maar ‘100 maal realistischer’ dan het christendom (AC 20). Het verwerpt wraak en ressentiment en leert de innerlijke vrede. Het boeddhisme is gevolg een overgevoeligheid voor prikkels – net als bij Jezus dus – en een geestelijke vermoeidheid over allerlei begripsmatige discussies. Twee toestanden die Nietzsche uit ervaring zegt te kennen – Nietzsche is dus ook een decadent (geweest?).

Door Jezus als aanstichter van een soort boeddhisme voor te stellen, die door het christendom in het omgekeerde is omgezet, stelt Nietzsche het christendom in een negatieve waardering. Ten eerste is het christendom zo slinks om de boel te belazeren ‘om de priesters wederom macht te geven’ (AC 42). Ten tweede neutraliseerde het zo de opkomst van een soort boeddhisme in plaats van het christendom. Waarom zou dat beter zijn geweest? Het boeddhisme neemt volgens Nietzsche afstand van wraak en ressentiment, want Jezus nam afstand van de zonde. De vlucht in de innerlijke vrede noemt Nietzsche weliswaar decadent, maar deze reiniging is beter dan de zelfvivisectie van het christendom. Misschien stelt Nietzsche zich voor dat als de reiniging zijn werk heeft gedaan, men weer op krachten komt voor een nieuw type mens? Zoals Zarathoestra zijn as naar boven draagt (ASZ Vorrede 2) en na tien jaar weer gesterkt afdaalt. Het ‘Europees boeddhisme’ als overgang naar een nieuwe mens. Dit type mens, de Übermensch, houdt zich niet aan tegennatuurlijke, morele waarden, maar aan natuurwaarden van levensbeaming, dwz. van zelfhandhaving en -vergroting. Het is dit type mens dat Nietzsche positief wil waarderen, waarmee zijn wil tot macht meer macht wil verwerven.

Het christendom is een uiting van een wil tot macht. Der Antichrist is een uiting van wil tot macht. Is de gedachte ‘wil tot macht’ ook uiting van een wil tot macht? Nietzsche is soms een handelaar in tweedehands en tweederangs ideeën, ‘wil tot macht’ is uniek nietzscheaans. Het is een gedachte die hem niet losliet en in al zijn termen kruipt. Hij is niet geïnteresseerd in filologische tegenspraken, maar in het fysiologische type van Jezus. Het type zou van extreme prikkelbaarheid getuigen. Jezus is een décadence-type. Zou Nietzsche werkelijk denken dat decadente typen wetenschappelijk meetbaar zijn, zoals bloedarmoede of slappe spieren? Ik zou er niet van op kijken, maar het zijn toch vooral aanduidingen voor een graad van wil tot macht. ‘Wil tot macht’ is een gedachte die niet meer binnen Nietzsches macht valt, maar hem beheerst. Alles is wil tot macht: de hoogst intellectuele filosofie, het psychologische verlangen, de darwinistische wil tot leven en de natuurkundige kracht. De term ‘wil tot macht’ dus ook. Zoals tegenwoordig in de meme-theorie ‘meme’ ook een meme is.

Alleen, heb jij daar zin in – om verspreidingshaven van deze wil tot macht te zijn? Om Nietzsches Übermensch-meme te repliceren? Anti-christen, anti-Nietzsche of anders…?

Bronnen:

AC – Friedrich Nietzsche, Der Antichrist. Kritische Studienausgabe 6 (1999)

Bart Ehrmann, The New Testament. A Historical Introduction to the Early Christian Writings. (2008)

Bart Ehrmann, Did Jesus Exist? The Historical Argument for Jesus of Nazareth (2013)

Dale Martin, Introduction to the New Testament History and Literature Yale Open Course (2009)