Stadium 1: getroffen door nietszeggendheid
Hoewel onze wereld een wereld van doelmatigheid is, raakte de nihilist K. in een langdurige stemming van zinloosheid. Bij alles wat hem tegemoet trad, vroeg hij zich af: ‘wat heeft het mij te zeggen? Waarom zou ik me ermee bezighouden? De tijd tussen het heden en de dood is immers altijd te kort.’
Van al het zinloze en onwezelijke keerde hij zich af. ‘Koetjes en kalfjes? Bah. TV? Vermorsing van tijd. Nieuws? Wat heb ik ermee te maken?’ Wanhopig zocht hij naar wat hem nog wel iets te zeggen had. ‘Christelijke geloof? Nee, wat heb ik eraan. Boeddhisme? Nee, te vreemd, er gaat te veel verloren in vertaling. Ondernemende drukte? Nee, vult wel, maar vervult niet.’
Wat resteerde? Wat had hem nog iets te zeggen? Alleen datgene waarin de zinloosheid ter sprake komt. Waarin de onwezenlijkheid getoond wordt. In literatuur en film. Kafka. Dostojevski, Boze Geesten. Houellebecq, Extension de domaine de la lutte en Les particules élémentaires. Fight Club. American Psycho. American Beauty.
Voor de formulering ontdekte hij de filosofie. De denker van de zinloosheid is Nietzsche. Met Nietzsche meedenkend dacht K de zinloosheid allereerst in verband met de dood van de christelijke God door de messen van de wetenschap. We leven in de schaduw van een gedoofde ster. K gruwde van de economisering, de ondergang van de hogere gevoelens, de ‘Verkleinerung’ van de mens.
Met Nietzsche ontdekte hij vervolgens het verband tussen het metafysische denken van de afgelopen 2500 jaar en de zinloosheid. De dode God is niet alleen de christelijke God, het is ook de God van de metafysica. Alles is zonder zin, omdat er juist geen einddoel meer is. Een einddoel dat op zichzelf staat en dat geen doel meer voor iets anders is. In de metafysica was het einddoel achtereenvolgens – uit de losse pols – de idea (Plato), het wezen in zijn voleinding (Aristoteles), de rationele God (Middeleeuwen), de rede (Verlichting), gevoelens van schoonheid (Romantiek) en wetenschappelijke kennis (logisch-positivisme). De metafysica eindigt met het instrumenteel pragmatisme: alleen doelen en middelen, geen einddoelen. De einddoelen van vroeger ontmaskerd als menselijke, al te menselijke middelen. De verering van een God is goed voor de groepsvorming. Het concept van de onsterfelijke ziel werkt tegen de doodsangst. Het nastreven van de rede en absolute kennis stimuleert technische en dus economische vooruitgang. Schone gevoelens werken ontspannend voor de gestresste moderne mens.
Bij Nietzsche vond K. ook een visioen van de overwinning op de zinloosheid. De Übermensch die het zinloze aankan. Een spelend kind dat genoeg heeft aan de lust van het willen zelf. Hij die het benauwde altijd naar het volgende willende, het louter met de toekomst rekenende, heeft loslaten. Die elk moment zijn zelfgenoegzaamheid schenkt. Die de gedachte van de eeuwige wederkeer van elk moment van zijn leven kan beamen.
Alleen het spel met en van de wil tot macht kent geen rust. Het zijgt ineen als het een hindernis tegenkomt die hij niet overwinnen kan. De Übermensch die meent de dood te hebben overwonnen vindt zijn einde – voordat hij überhaupt geboren is.
Stadium 2: gestemd door het niets als afgrond van het bestaan
De nihilist K. las vervolgens Heidegger. ‘Als niets me iets zegt, dan zegt alleen het niets me nog iets. Ook al is dat dan: niets.’ dacht hij. ‘De wereld zegt me niets. De nietszeggendheid zegt alleen: het niets. Er is geen zijnde dat me iets zegt, al het zijnde zegt me niets, dus rest er (het) niets.’
In Sein und Zeit las hij dat het niets niet zonder meer niks is, maar de afgrond van het eigen bestaan. Het niets roept hem op, roepend vanuit de geluidloze ontheemding van zijn bestaan, naar de stilte ervan terug te keren. Het niets van de wereld brengt je terug bij de afgrond van het eigen bestaan. Het bestaan dat bedreigd wordt door de mogelijkheid van de eigen dood, die opduikt in de stemming van de angst. De mogelijkheid van de dood opent de afgrond. Zij openbaart het zijn van het menselijk bestaan als fundamenteel tijdelijk.
Hij dacht: ’Het niets is niet niks. Ik ben gestemd door het niets.’ Wat betekent ‘het niets’? Uit Heideggers Nietzsche formuleerde hij de formele vraag ten aanzien van het nihilisme: wat betekent eigenlijk dit nihil, dit niets, waar het een -isme van is?
Met het niets van de wereld had K. het zijn van het eigen Dasein ontdekt. Het niets biedt geen houvast, er valt niets te grijpen of te begrijpen, er is geen rekening mee te houden, het is geen doel. En toch stemt het je af. Het brengt je nader tot jezelf. De stemming van onwezenlijkheid vervaagt. Omdat het wezenlijke gevonden is, niet in een na te streven en te verwerven iets, maar in het niets van de gezochte wezenlijkheid.
Stadium 3: afgestemd op het niets als open midden en leeg gemoed
De stemming van de angst voor het niets kan omslaan in een ‘gerüstete Freude’ zegt Heidegger in Sein und Zeit (p. 310). Het niets, de afgrond van het bestaan, vraagt niet om grijpen, maken, voorstellen, rekenen, maar om laten. Zo blijkt al uit het taalgebruik van Sein und Zeit. Met de late Heidegger ontdekte de nihilist de gelatenheid. De oorspronkelijke gelatenheid (een woord, net als Bildung, gemunt door Meister Eckhart, ongetwijfeld Heideggers inspiratiebron wat dit betreft) is niet berusting, is niet lijdzaam ondergaan, maar is de verhouding tot het niets die het niets zijn laat en zich er niet voor afsluit of ervan afkeert.
Het niets was niet meer louter negatief. Het niets van het bestaan kreeg ‘positieve’ namen: het opene, het open midden, de Lichtung, waarin alles pas kan zijn wat het is dat het is. Het zijn als zodanig openbaart zich als niets. Het zijn als niets huist in de taal. In de taal van de techniek, van het pragmatisme, komt het wezenlijke niet ter sprake. Deze instrumentele taal spreekt over de dingen, maar spreekt het eindige bestaan niet aan. De mens als human resource, als middel voor economische groei. Met als doel? De mens als heer en meester van de natuur.
Maar het niets is primair affectief. Het derde stadium is de omslag van wezenloze zinloosheid, angst en verveling naar de ontvankelijke wijdte, het lege gemoed, de lege tempel waarin God geboren kan worden (mits goed verstaan, de paus heeft het nakijken). De nihilist is niet meer louter nihilist. Vanuit het niets als ontvankelijk, leeg en open gemoed kan van alles (maar niet alles) weer een zin krijgen, niet in de doelmatigheid van het rekenende en begerige verstand, maar in het ‘zonder waarom’, ‘wijze zonder wijze’. En Nietzsche? – die is weg. De flauwe grap van de omkering: ‘Nietzsche is dood – God’.
De voormalige nihilist K. staat voor de vraag: hoe verhoudt zich dit niets als open midden en leeg gemoed tot de empirisch-rationele criteria van de wetenschap? Hoe maakt men de stap van dier totaliteitsaanspraak op waarheid naar het niets als open midden (talig, Heidegger) en leeg gemoed (affectief, Eckhart/Henry), zonder in achterhaald metafysisch verzet te vervallen? Nou, bijvoorbeeld in drie stadia.